Politiek buiten spel bij inkoop en innovatie Wmo
De politieke kleur van colleges nauwelijks effect op de wijze van inkoop en de daaraan gekoppelde innovatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). Dat blijkt uit onderzoek naar de Wmo-inkoopcontracten onder 328 Nederland gemeenten. Het onderzoek is uitgevoerd door de Universiteit Twente, op verzoek van Binnenlands Bestuur.
De politieke kleur van colleges heeft nauwelijks effect op de wijze van inkoop en de daaraan gekoppelde innovatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015). Colleges waar lokale partijen deel van uitmaken, durven het verst te gaan met innovatie bij de inkoop en bekostiging voor de Wmo.
Vernieuwing onontkoombaar
Dat blijkt uit onderzoek naar de Wmo-inkoopcontracten onder 328 Nederland gemeenten. Het onderzoek is uitgevoerd door de Universiteit Twente, op verzoek van Binnenlands Bestuur. Vernieuwing is onontkoombaar bij de decentralisatie Wmo 2015, benadrukt onderzoeker Niels Uenk, die samen met hoogleraar inkoopmanagement Jan Telgen de gemeentelijke inkoopcontracten heeft geanalyseerd. Een belangrijke sleutel tot innovatie ligt in de contractering van professionele zorgaanbieders. Het gaat dan om zowel de inkoop van producten als de bekostigingssystematiek.
Bekostiging
Een op de vijf gemeenten koopt dezelfde producten in als de Awbz (Algemene wet bijzondere ziektekosten) kende en rekent de zorgverlener af op het aantal verleende zorguren (inputbekostiging), zo blijkt uit het onderzoek. Deze categorie gemeenten is als ‘behoudend’ geclassificeerd. Geen enkele gemeente heeft wel de Awbz-producten in het Wmo-assortiment gehouden, maar een andere bekostigingssystematiek ingevoerd. Acht op de tien gemeenten (78 procent) heeft gekozen voor nieuwe producten op het gebied van zorg en ondersteuning, voor een andere bekostigingssystematiek (resultaatsbekostiging of populatiegebonden bekostiging), of een combinatie van beiden. In het laatste geval (nieuwe producten en nieuwe bekostigingssystematiek) spreken de onderzoekers van radicaal innovatieve gemeenten. Als een gemeente voor het een of het ander heeft gekozen, hebben ze het stempel ‘incrementeel innovatief’ gekregen. Van de 78 procent van de gemeenten die aan het vernieuwen zijn, is 40 procent incrementeel innovatief en 39 procent radicaal innovatief. (zie figuur 1).
Nadat alle gemeenten in een ‘vernieuwingshokje’ werden ingedeeld, is de mate van innovatie van de gemeentelijke aanbestedingen afgezet tegen de vertegenwoordiging van politieke partijen in de colleges. Dat is op twee manieren gedaan. Op de eerste manier (tabel 1) is per partij geturfd hoe vaak de fractie van een behoudend, engszins (incrementeel) of op zowel op productniveau- als bekostigingssystematiek innovatief college deel uitmaakt. Lokalo’s durven het vaakst het verst te gaan (44 procent radicaal innovatief), gevolgd door de VVD met 40 procent en PvdA en CDA met ieder 37 procent.
Deze benaderingswijze geeft de indruk dat er grote effecten zijn, terwijl dat over het totaal bekeken tegenvalt, (tabel 2) tekent Uenk aan. Er is vooral sprake van ‘nuances’. Voor de tweede benaderingswijze zijn de coalities van 318 gemeenten onderverdeeld in behoudend, incrementeel innovatief en radicaal innovatief. Alle lokale partijen zijn daarbij op één hoop gegooid. Uit deze exercitie blijkt dat colleges waar lokale partijen deel van uitmaken, bovengemiddeld radicaal innovatief zijn. Gemiddeld genomen maken lokale partijen in 27 procent van de nieuwe colleges deel uit van het dagelijks gemeentebestuur. In 32 procent waar een of meerder ‘lokalo’s’ in het college zitten, zijn zowel andere Wmo-producten ingekocht en is voor een andere bekostigingssystematiek gekozen.
Geen politieke sturing
Al met al heeft de politieke kleur van colleges nauwelijks effect op de wijze van inkoop en de daaraan gekoppelde innovatie van de Wmo, concluderen de wetenschappers. Daarvoor zijn diverse verklaringen te geven. Het gros van de gemeenten koopt in regionaal verband in. De invloed van individuele partijen in individuele colleges is daarmee beperkt. Daarnaast wordt de inkoop veelal als technische exercitie gezien. Beleidsmedewerkers en inkopers hebben de inkoop geregeld, daarbij vaak bijgestaan door externen, zoals adviesbureaus. ‘Er zijn weinig wethouders die in dat inkoopproces gestuurd hebben’, weet Uenk. De veelheid aan nieuwe colleges die na de verkiezingen van maart vorig jaar zijn aangetreden en de snelheid waarmee de inkoop van de Wmo, en ook de jeugdzorg, uiteindelijk moest worden geregeld, heeft er volgens Uenk ook aan bijgedragen dat er tot nu toe niet tot nauwelijks sprake is van politieke sturing.
Het hele artikel is te lezen in Binnenlands Bestuur nummer 5, 13 maart 2015 (inlog)
Reacties: 3
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.