‘Burger wordt in omgevingsbeleid vergeten’
Met de ambitieuze lange-termijndoelen op het gebied van klimaat en energie dreigt het omgevingsbeleid opgesloten te blijven in de wereld van technocraten. De noden van de gewone burger sneeuwen onder. Ries van der Wouden, hoofd sector ruimtelijke ordening en leefomgevingskwaliteit van het Planbureau voor de Leefomgeving, wijdt er een prikkelend essay aan.
Met de ambitieuze lange-termijndoelen op het gebied van klimaat en energie dreigt het omgevingsbeleid opgesloten te blijven in de wereld van technocraten. De noden van de gewone burger sneeuwen onder. Ries van der Wouden, hoofd sector ruimtelijke ordening en leefomgevingskwaliteit van het Planbureau voor de Leefomgeving, wijdt er een prikkelend essay aan.
Forse opgaven
‘Er liggen forse opgaven op het gebied van klimaat, energie, landbouw’, zegt Van der Wouden. ‘Daar is door bestuurders en beleidsmakers terecht vol op ingezet. Maar dat zijn opgaven met een horizon ergens in 2050. Dan beland je al snel in de gesloten wereld van deskundigen. Wat er wordt vergeten is dat alle Nederlanders ook een dagelijkse leefomgeving hebben. Die heeft geen horizon van twintig of vijftig jaar, maar die zien ze met hun eigen ogen dagelijks veranderen. Die dimensie dreigt in het omgevingsbeleid te worden vergeten.’
Urgente kwestie
Van der Wouden schreef er een omvangrijk essay over: ‘Omgevingsbeleid op de tweesprong, de leefomgeving als maatschappelijke en ruimtelijke opgave’. Hij nam er de nieuwe nationale omgevingsvisie voor onder de loep, maar brengt ook de gevolgen van de ingezette koers voor provincies, regio’s en gemeenten in kaart. Het is een urgente kwestie, vindt Van der Wouden. ‘Er is nu al een beweging van maatschappelijk onbehagen. Als je die trend in je ruimtelijk beleid veronachtzaamt, wordt de kloof tussen bestuur en burger alleen maar groter. Je verliest niet alleen het draagvlak voor je beleid, maar ook de wil om te participeren neemt af.’
U stelt dat een langetermijnvisie op het omgevingsbeleid moet samengaan met oog voor de dagelijkse leefomgeving van de burger. Is dat eigenlijk geen onmogelijke eis?
‘Nee, dat is eerder ook gebeurd. In de in 1988 verschenen Vierde Nota Ruimtelijke Ordening staat een fors hoofdstuk over de dagelijkse leefomgeving, terwijl er ook doelen in beschreven stonden die verder weg lagen. Zoals het opstuwen van steden in de vaart der volkeren. Het verschil was dat de burgers die destijds bij de diverse projecten in de steden waren betrokken, er ook gelijk de voordelen van zagen. Het Oostelijk Havengebied in Amsterdam werd voor hun ogen opgeknapt. Dat is in de huidige situatie lastiger: de landschappelijke opgaven die de energietransitie vergt, kun je aan burgers een stuk minder makkelijk verkopen.’
De verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid is de afgelopen jaren op tal van punten overgedragen aan provincie en gemeente. Zij zouden volgens u niet alleen op het resultaat moeten worden afgerekend, maar ook systeemverantwoordelijke moeten worden.
‘Naast de decentralisaties in het sociaal domein is ook op het gebied van natuur en ruimte veel beleid door het rijk aan de regio overgedragen. Maar bij de regel- en geldstroom is de centralisatie volledig in stand gehouden. Nederland is daarin, vergeleken met onze buurlanden, uniek. Wij heffen op lokaal niveau alleen de ozb en een beetje parkeergeld. Met meer lokale en regionale belastingheffing wordt voor de burgers van het betreffende gebied veel beter zichtbaar wat ze voor hun geld terugkrijgen. Het geeft ook prikkels aan gemeenten om efficiënter met de middelen om te gaan. En de spannendste ruimtelijke opgaven liggen de komende tijd juist op regionaal niveau.’
Meer nadruk in het ruimtelijk beleid op onze ‘cultuurhistorische identiteit’ kan volgens u segregatie tegengaan en burgers bij het ruimtelijk beleid betrekken. Hoe stelt u zich dat voor?
‘Ik denk dat het Nederlandse landschap een thema is dat uiteenlopende bevolkingsgroepen kan verbinden. Je ziet meteen veel betrokkenheid bij burgers als er op dat punt iets verandert in hun omgeving. Het Kustpact vind ik een goed voorbeeld: de discussie over bebouwing aan zee. Die leidde tot een brede opstand van burgers. Die kust wordt als zeer belangrijk gezien voor het beeld van Nederland, voor onze identiteit. Een dergelijk onderwerp heeft de potentie om groepen mensen die normaal gesproken diametraal tegenover elkaar staan toch te binden.’
Een van de scheidslijnen tussen burgers wordt gevormd door het belang dat ze hechten aan de energietransitie. Vooral het begrip ‘duurzaamheid’ voedt volgens u over en weer het onbegrip.
‘Ik zie daarmee twee problemen. Ten eerste dat er heel veel verschillende invullingen van duurzaamheid in omloop zijn die het begrip voor de burger onduidelijk maken. Maar het grootste probleem is dat duurzaamheid de gemiddelde burger te weinig aanspreekt. Het is een vaag containerbegrip dat slechts voor een kleine groep burgers een mobiliserende werking teweegbrengt. Dat is een groot probleem. Ik weet namelijk niet of we met duurzaamheid ons ruimtelijk beleid kunnen redden. En een beter alternatief circuleert er nog niet.’
Lees het hele interview met Ries van der Wouden in BB18 (inlog).
Reacties: 7
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Er wordt inmiddels zoveel over burgers gesproken dat ik me afvraag of inwoners ze allemaal wel weg kunnen werken.
Recentelijk heb ik de achtergronden van het afvalinzamelingsbeleid van mijn eigen gemeente eens doorgelicht. En ben bijna van mijn stoel gevallen van verbazing, hetgeen wat wil zeggen voor een van oorsprong bestuursjurist.
Er blijkt van Europees tot op gemeentelijk niveau sprake te zijn van iets dat nog het meest weg heeft van een afvalkongsie.
Alleen al in Nederland gaat het om een keten waarin jaarlijks honderden miljoenen om gaan, in mijn eigen gemeente ruim €4 mln/jaar.
Op alle niveaus worden praktijkonderzoeken terzijde geschoven waarin wordt aangetoond dat het aanzienlijk goedkoper en efficiënter kan.
In de race naar gemeentelijke duurzaamheid blijkt de verwevenheid tussen politiek en afvalbedrijfsleven groot en externe winsten de bepalende factor.