Netwerk-RUD model voor sociaal domein
De organisatievorm van de netwerk-RUD is bij uitstek geschikt om de decentralisaties op het sociale domein uit te voeren, zegt Pieter-Jan van Zanten, directeur van de RUD IJsselland.
De wijze waarop gemeenten samenwerken in sommige Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) is bij uitstek geschikt om de decentralisaties op het sociale domein uit te voeren. Die suggestie doet Pieter-Jan van Zanten, directeur van de RUD IJsselland.
Geen gemeenschappelijke regeling
Sinds begin dit jaar worden de taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving in het fysieke domein uitgevoerd door Regionale Uitvoeringsdiensten. De meeste RUD’s zijn vormgegeven als gemeenschappelijke regeling. De twee RUD’s in Overijssel hebben een andere vorm: het zijn zogeheten netwerk-RUD’s, waarbij de medewerkers in dienst blijven van hun oorspronkelijke organisaties (gemeenten, provincie).
Kantoor in eigen gemeentehuis
De verschillen tussen die twee organisatiemodellen zijn groot. Het meest zichtbare verschil is de huisvesting. De medewerkers van het netwerk houden gewoon kantoor in hun eigen gemeente- of provinciehuis. Er wordt niet, zoals bij een gemeenschappelijke regeling vaak gebeurt, een aparte organisatie met eigen huisvesting opgetuigd. Van Zanten: ‘Een gemeenschappelijke regeling moet voldoen aan de criteria uit de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Het netwerk vindt zijn borging in een door alle partijen ondertekende bestuursovereenkomst. Dat betekent dat we zelf vorm kunnen geven aan het organisatiemodel en dat maakt het netwerk heel flexibel.’
Maatwerkafspraken snel aan te passen
Hij geeft het voorbeeld dat de deelnemende gemeenten in aanvulling op de bestaande afspraken een nieuwe taak bij de RUD wilden neerleggen, het toezicht op de drank- en horecawet. ‘Dat konden we eenvoudig oppakken; we hoeven geen regelingen open te breken, te tornen aan stemrecht of een algemene ledenvergadering bijeen te roepen. De bestuursovereenkomst is een raamwerk, waarbinnen we maatwerkafspraken kunnen maken. Daar gaan geen lange discussies aan vooraf over hoe je dat moet optuigen en aansturen.’
Goedkoper en efficiënt
Een belangrijk voordeel van de netwerkorganisatie is volgens Van Zanten dat het goedkoper is dan een gemeenschappelijke regeling. Niet alleen omdat de overheadkosten minimaal zijn. Het netwerk werkt ook efficiënter, stelt de directeur. ‘Voor het drank- en horecatoezicht heeft elke gemeente een snipper fte en budget beschikbaar. Wij vegen dat op een hoop en zetten die uren heel doelgericht in.’
Lokale binding ook een aandachtspunt
De medewerkers van het netwerk weten wat er in hun gemeente leeft. Die lokale binding is een voordeel, maar ook een valkuil, erkent Van Zanten. ‘Mijn grootste uitdaging is om ervoor te zorgen dat de medewerkers voeling hebben met het netwerk. We moeten extra werken aan een gedeelde identiteit.’
Geschikt voor decentralisaties sociaal domein
In een evaluatie van zijn ervaringen tot nu toe constateert Van Zanten, tevens raadslid in Dalfsen, dat de netwerkaanpak goed kan worden ingezet bij andere grote decentralisaties die op gemeenten afkomen, zoals de AWBZ, jeugdzorg of de Wet Werken naar Vermogen. ‘Het zijn natuurlijk andere vraagstukken, maar het gedachtegoed van netwerken is ook in het sociaal domein toepasbaar. Het hoeft geen eindbeeld te zijn, maar het is wel een manier om snel te kunnen beginnen zonder veel kosten te maken.’
Kwetsbare burgers
Van Zanten vindt het de moeite van het proberen waard. ‘De sociale decentralisaties brengen voor gemeenten een enorme verantwoordelijkheid mee ten aanzien van kwetsbare burgers. Dan moet je niet twee jaar aan een bureau gaan zitten puzzelen op hoe het organisatiemodel eruit moet zien.’
Dit legt wel een zware wissel op het (netto) budget dat resteert voor de uitvoering van de nu nog rijkstaken op het gebied van het sociale domein.