Onderzoek: bezuinigen en innoveren een slechte combinatie
Gemeenten verschillen sterk in het maken van innoverende beleidskeuzes. Wouter Jans van Universiteit Twente deed promotieonderzoek naar bepalende factoren voor deze verschillen en constateert dat niet motivatie en behoefte, maar vooral financiële middelen hierbij bepalend zijn.
Gemeenten verschillen sterk in het maken van innoverende beleidskeuzes. Wouter Jans van Universiteit Twente deed promotieonderzoek naar bepalende factoren voor deze verschillen en constateert dat niet motivatie en behoefte, maar vooral financiële middelen hierbij bepalend zijn. Hij noemt innoveren en het tegelijkertijd verlagen van financiële middelen bij decentralisaties een ‘niet erg veelbelovende combinatie.’
Vier casussen
Jans kwam tot zijn conclusie door vier innovaties bij gemeenten te onderzoeken. Twee daarvan werden gemeenten opgelegd en waren verplicht om in te voeren: de invoering van Basisregistratie Adressen en Gebouwen en het realiseren van fysieke inlooppunten voor Centra voor Jeugd en Gezin. Bij de twee andere innovaties hadden gemeenten de keuze om wel of niet te innoveren; bij de ontwikkeling van lokaal prostitutiebeleid na opheffing van het bordeelverbod en bij het realiseren van e-democracy applicaties op gemeentelijke websites.
Aanzienlijke verschillen in innovatie
Een onderzoeksresultaat uit ‘Policy Innovation in Dutch Municipalities’ is dat gemeenten bij beleidswijzigingen aanzienlijk verschillen in de mate van innoveren. Per beleidswijziging heeft Jans de verschillen vervolgens verklaard. Hij bekeek daarbij financiële hulpmiddelen, lokale obstakels en lokale prioriteiten en behoeften bij innovatief beleid. Met zijn proefschrift wil hij een bijdrage leveren aan de decentralisatie-hypothese, die stelt dat bij de ontwikkeling van lokaal beleid, gemeenten gehoor geven aan lokale prioriteiten en lokale behoeften en eisen van hun burgers. De hypothese die daar tegenover staat is dat niet de motivaties van gemeenten hun mate van innovatie bepalen, maar lokale belemmeringen en lokale hulpbronnen.
Financiële hulpbronnen bepalend
Als antwoord op de onderzoeksvraag ‘In hoeverre zijn er verschillen tussen Nederlandse gemeenten in de uitvoering van gedecentraliseerd beleid en welke factoren kunnen deze verschillen tussen gemeenten verklaren?’ stelt Jans dat de snelheid waarmee innovaties worden ingevoegd en de mate van innovatie in de inhoud van beleid vooral worden bepaald door de aanwezigheid van voldoende financiële hulpbronnen. Incidenteel worden verschillen in innovatie ook verklaard door motivaties, zoals lokale behoeften, eisen van burgers en politieke ideologische overwegingen. Lokale obstakels zijn slechts in beperkte mate verantwoordelijk voor verschillen in innovatie.
Innoveren met minder financiële middelen
De decentralisaties in het sociaal domein die vanaf begin 2015 in Nederland zijn ingevoerd werden vergezeld met de opdracht aan gemeenten om ‘meer te doen met minder financiële middelen’, schrijft Jans, die aangeeft dat het onderzoek laat zien dat innovatief handelen door gemeenten zeker mogelijk is wanneer gemeenten over voldoende hulpbronnen beschikken en in mindere mate voor gemeenten zonder de beschikking over voldoende hulpbronnen. ‘Op basis van onze bevindingen in dit proefschrift kunnen we dan ook stellen dat de decentralisatie van beleid en een gelijktijdige verlaging van financiële middelen een niet erg veelbelovende combinatie is.’
Lees hier het volledige onderzoek 'Policy Innovation in Dutch Municipalities'.
Reacties: 7
U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Wees blij dat BB het onderzoek niet heeft vertaald. Hebben we geen last van eigen interpretatie van de vertaler. Je kunt natuurlijk ook zorgen dat je de Engelse taal voldoende machtig wordt.
Gemeenten die genoeg geld hebben hechten geen belang aan innovatie > verandering kan immers weerstand wekken bij de klant/kiezer
Gemeenten die krap bij kas zitten moeten wel innoveren om de komende jaren het hoofd boven water te houden.